Grofweg zijn er twee types knoflook die je kunt kweken: hardneck en softneck. In dit artikel lees je wat de verschillen zijn tussen deze twee soorten knoflook. Zo kun je een keuze maken voor je eigen pootgoed!
Lees verder na de advertentie
1. Softneck knoflook
De softneck knoflook kom je het meest in de supermarkten tegen. Hij krijgt vaak veel teentjes per bol – tot wel 18. De schil is wit en dun, haast papierachtig. Deze soort knoflook kun je lang bewaren. Ook produceert hij zelden een bloemstengel. Softneck knoflook houdt niet zo van langdurige kou en is makkelijker te kweken in landen met een mild klimaat – of met genoeg bescherming in de winter.
Voorbeelden van softneck knoflook zijn:
- ‘Albigensian Wight’
- ‘Early Purple Wight
- ‘Iberian Wight’
- ‘Solent Wight’
- ‘Christo’
2. Hardneck knoflook
De hardneck knoflooksoorten hebben minder teentjes per bol – meestal 10 of minder. Ze zijn echter winterharder dan softnecks en dus erg geschikt voor ons klimaat. Vaak produceren ze een krullende bloemstengel die rechter wordt naarmate hij rijpt. Je kunt hem echter het beste verwijderen zodra hij verschijnt (en daarna lekker roerbakken!). De plant steekt zijn energie dan in het maken van een grotere bol.
Voorbeelden van hardneck knoflook:
- ‘Chesnok Red’
- ‘Morado’
- ‘Bavarian Purple’
- ‘Cherokee’