Inheemse plant: lievevrouwebedstro (Galium odoratum)
Lievevrouwebedstro is een laagblijvende en meerjarige plant uit de sterbladigenfamilie (Rubiaceae). Het is een prachtige plant met helderwitte, sterachtige bloempjes die een zoetige geur verspreiden. De plant bloeit van april tot in juni.
Oorsprong en standplaats van lievevrouwebedstro
Lievevrouwebedstro staat graag op een beschaduwde plaats en is dan ook vaak in het bos te vinden. De bodem moet vochthoudend tot (enigszins) vochtig zijn, niet te voedselarm en moet humus bevatten. De natuurlijke vindplaats is met name Zuid-Limburg en is het een liefhebber van kalk. Op een paar andere plekken in het oosten van Nederland is deze ook terug te vinden in de natuur. Tegenwoordig is de plant door cultivering en verwildering op veel meer plekken in Nederland te vinden.
Wekelijks tuintips in je mail
Iedere week tips over biodiversiteit in je mailbox? Meld je dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief!
Lievevrouwebedstro als tuinplant
In een (bos)tuin is lievevrouwebedstro een uitstekende bodembedekker, zolang deze in de schaduw gezet wordt en de bodem voldoende goed verteerd humeus materiaal bevat. De soort is goed te combineren met andere inheemse soorten zoals kruipend zenegroen, wilde akelei, slanke sleutelbloem en heelkruid. Let goed op dat de bodem toereikend is voor deze soorten (het liefst humeus en kalkrijk).
Vermeerdering van lievevrouwebedstro
Lees verder na de advertentie
De plant breidt zich voornamelijk vegetatief uit via fijne wortelstokjes en kan op geschikte plekken hele tapijten vormen. Ondanks deze sterke uitbreiding, kun je de plant gemakkelijk in toom houden. De stengels zijn taai en dus lastig te plukken: knippen of snijden is beter!
Na de rijkelijke bloei met talloze kleine trosjes sneeuwwitte bloempjes, ontwikkelen zich kleine bolvormige vruchtjes die een soort weerhaakjes (borsteltjes) hebben. Deze hechten zich aan de vacht van dieren. Hierdoor kunnen zaden een eind verder worden verspreid.
Oorsprong van de naamgeving
De Nederlandse benaming lijkt op een naam uit een sprookje, maar de ‘lieve vrouwe’ staat voor Maria, de moeder van Jezus. Als gedroogd en geurig kruid werd de plant in slaapkamers gestrooid, in bundels boven het bed of in een wieg gehangen. Ook werd de plant en in matrassen en kussens gestopt om boze geesten, demonen en ziektes af te weren. Het kruid zou voor een kalmerend en slaapbevorderend effect zorgen.
De botanische naam luidt Galium. Dit komt van het Griekse gala, wat melk betekent. In vroeger tijden zou lievevrouwebedstro zijn gebruikt bij het stremmen van de melk voor de kaasbereiding. De soortaanduiding is odoratum, het Latijnse woord voor geurig of welriekend. Dit geldt zowel voor de bloempjes als voor het hele kruid, dat in gedroogde vorm naar geurig hooi ruikt. Die geur is te danken aan de aanwezigheid van cumarines (een aromatische verbinding).
Toepassingen van lievevrouwebedstro
Uit de wortels kan een rozerode verfstof worden bereid en uit de bovengrondse delen een gele. Vroeger werd de plant ook gebruikt in linnenkasten om kleren en beddengoed lekker geurend te maken. Ook werd het toegepast in bergruimtes om ze op te frissen en in boeken om ze minder muf te laten ruiken. Het kruid werd en wordt gebruikt om (extra) aroma toe te voegen aan (mei)wijn, cognac en bepaalde biersoorten. Van de werkzame stof cumarine worden ook antistollingsgeneesmiddelen gemaakt.